De allereerste levertransplantatie is in het jaar 1963 uitgevoerd. In de twintig jaar die volgden overleefde echter slechts een klein percentage nog langer dan enkele maanden na de transplantatie met een gezonde lever. Vanaf 1981 stijgt het overlevingspercentage van mensen die een levertransplantatie ondergaan hebben. Op dit moment overleeft ongeveer driekwart van deze mensen één jaar of langer.
De verlenging van de levensduur is vooral te danken aan de betere technieken om donororganen te bewaren en in het lichaam in te passen. Een belangrijke vooruitgang is de ontdekking en het gebruik van het middel ciclosporine. Dit medicijn, dat in 1980 ontwikkeld werd, is een immunosupressor. Door toediening van dit medicijn verkleint men de kans op afstoting van het lichaam tegen de getransplanteerde lever.
Niet iedereen komt even sterk in aanmerking voor een levertransplantatie. Wanneer je kind bent of jonger bent dan 60 jaar en een progressieve, niet-kwaadaardige leverziekte hebt kom je het snelst in aanmerking. Wanneer je echter een levertransplantatie nodig hebt ten gevolge van een door alcohol veroorzaakte leverkwaal, is de kans op het lukken van de transplantatie het kleinst. De meest succesvolle operaties zijn uitgevoerd bij jonge kinderen waarbij de leveraandoening aangeboren is. Meer dan de helft van deze kinderen die de transplantatie hebben ondergaan overleeft de eerste twee jaar.
Een levertransplantatie is een zeer ingrijpende ingreep. De operatie duurt gemiddeld zo’n acht tot tien uur en wordt enkel in grote ziekenhuizen uitgevoerd. Na de operatie zal men de rest van het leven immunosuppressieve medicatie moeten slikken om afstoting tegen te gaan.