In de oncologie worden kwaadaardige gezwellen, die op een andere plaats optreden dan waar ze oorspronkelijk zijn ontstaan, uitzaaiingen of metastasen genoemd. Een van de belangrijkste kenmerken van een kwaadaardige tumor (kanker) is dan ook het voor kunnen komen van uitzaaiingen.
Meestal gaan uitzaaiingen uit van een enkele cel die zich ergens innestelt en op zijn beurt een nieuwe tumor vormt. Veel mensen die aan kanker lijden verkeren jarenlang in een vreselijke onzekerheid doordat er een vrij lange stille periode bestaat waarin eventuele uitzaaiingen nog te klein zijn om te kunnen worden opgespoord, bijvoorbeeld door middel van röntgen- of lichamelijk onderzoek. Hun hoofdtumor is dan wel behandeld maar er blijft een onzekerheid over mogelijk aanwezige uitzaaiingen in een ander deel van het lichaam.
Dit is dan ook de belangrijkste reden dat er na een geslaagde operatie nog wordt nabehandeld. Vaak gebeurt dit in de vorm van chemotherapie of nabestraling. Maar ook dit geeft geen honderd procent zekerheid dat de ziekte niet terug zal keren. Voor de meeste kwaadaardige tumoren geldt echter dat wanneer er na vijf jaar geen recidief is opgetreden de kans erg klein wordt geacht dat dit nog zal gaan gebeuren. Voor borstkanker is deze termijn alleen duidelijk langer. Hier kan pas na tien jaar worden vastgesteld dat er geen recidief is opgetreden.
Uitzaaiingen kunnen zich op verschillende manieren verspreiden. Dit kan via het bloed, het lymfestelsel, directe verspreiding in een holte (bijvoorbeeld de buikholte) of door versleping tijdens onderzoek of behandeling (bijvoorbeeld na een diagnostische punctie).