Een minder vaak voorkomende vorm van kanker is alvleesklierkanker (pancreascarcinoom). Deze kanker is, zoals de naam al aangeeft, ontstaan in de alvleesklier (pancreas).
Pas in een erg laat stadium van de ziekte kunnen er symptomen optreden. In veel gevallen treedt er geelzucht op door het samendrukken van de ductus choledochus (dit is de centrale afvoergang van gal tussen de galblaas de twaalfvingerige darm). Maar ook pijn en het verliezen van gewicht zijn tot de symptomen te rekenen. Op het moment dat de diagnose wordt gesteld, vaak door het uitvoeren van een echoscopie, is de slagingskans van behandeling enorm verkleind.
Een alvleeskliertumor kan in zowel ontstaan in de kop van de pancreas als in de staart ervan. Naast het ontstaan van adenocarcinomen (tumoren ontstaan in het klierweefsel) kunnen er zich ook neuronendocriene kankers ontwikkelen in de alvleesklier. Deze vorm van kanker gaat uit van het weefsel in de alvleesklier die onder andere insuline (een polypeptidehormoon dat het glucosegehalte in het bloed verlaagd) en gastrine (een hormoon dat zorgt voor maagzuurproductie) produceren. Deze kankers worden daarom insulinomen en gastrinomen genoemd. Het zijn vormen van kanker die nog veel zeldzamer zijn dan adenocarcinomen.
Om deze vorm van kanker te bestrijden kan de operatie volgens Whipple uit te voeren. Bij deze zware operatie, die op zich al grote risico’s met zich meebrengt, wordt de alvleesklier en een groot deel van het omliggende weefsel weggehaald. Om klachten te verminderen kan men een stent inbrengen in de ductus choledochus waardoor gal kan afvloeien in de twaalfvingerige darm.