Het kaakgewricht is het scharnier waarmee de onderkaak aan de schedel bevestigd zit. Het kaakgewricht is net als andere gewrichten bedekt met een laagje kraakbeen. Een kaakbreuk wordt vaak veroorzaakt door een harde klap of val. In de meeste gevallen is de onderkaak gebroken.
Een gebroken kaak gaat vaak gepaard met één of meerdere van de volgende verschijnselen: pijn, de tanden en kiezen passen niet meer op elkaar, men kan de mond niet ver openen, bij het openen van de mond verschuift de kaak naar één kant. Wanneer men een gebroken kaak vermoedt moet men de tanden op elkaar zetten en de kaak niet meer bewegen. De kaak kan gestabiliseerd worden door er een verband omheen te wikkelen of door de kaak met de hand vast te houden.
Voordat men de gebroken kaak gaat behandelen, controleert men eerst de nekwervels. Wanneer een klap zo hard was dat de kaak gebroken kon worden, kunnen er ook nekwervels beschadigd zijn. Dit wordt dikwijls met behulp van röntgenfoto’s nagekeken.
Wanneer men de kaak inderdaad gebroken heeft probeert men in het ziekenhuis de onder- en bovenkaak aan elkaar te bevestigen met metalen draden. Deze moeten circa zes weken blijven zitten zodat het bot kan genezen. Men gebruikt ook steeds vaker schroeven en pennen om de kaak weer in elkaar te zetten. In de tussentijd kan men enkel vloeibaar voedsel eten. Om de pijn te verlichten worden er dikwijls pijnstillers voorgeschreven door de arts, en soms ook een antibioticum om eventuele ontstekingen aan tanden en kiezen te voorkomen.