Suikerziekte, ook wel diabetes genoemd, is het gevolg van een afwijking van de alvleesklier. De alvleesklier bij mensen met suikerziekte maakt onvoldoende of geen insuline meer aan. Insuline is een stofje dat het lichaam helpt de glucose in het bloed af te breken.
Mensen met suikerziekte hebben diverse klachten, waaronder: een toegenomen dorst, toegenomen urineproductie, gewichtsverlies, vermoeidheid, misselijkheid, ontstekingen en soms impotentie of uitblijven van de menstruatie.
Bij mensen met suikerziekte is de bloedsuikerspiegel constant te hoog. Deze diagnose kan gesteld worden met behulp van de vingerprik, waarbij men wat bloed afneemt en die controleert op de bloedglucosespiegel. Men kan ook een glucosetolerantietest doen, waarbij men de bloedglucosespiegel nuchter en drie uur na het drinken van een glas met veel glucose er in. Hiermee controleert men of de bloedglucosespiegel adequaat daalt. De urinetest meet hoeveel glucose er in de urine achter blijft. Mensen met een lichaam dat moeite heeft met glucose op de juiste manier te verwerken hebben dikwijls veel glucose in de urine.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee type suikerziekte: diabetes type I en diabetes type II. Mensen met diabetes type I moeten elke dag insuline injecteren. Mensen met diabetes type II kunnen dikwijls nog met een dieet af dat de aanmaak van insuline stimuleert. Diabetes type I komt vaker voor op jongere leeftijd.
Doel van de behandeling van suikerziekte is het controleren van de bloedglucosespiegel. Wanneer je bloedglucose te laag is, kan je een hypo krijgen. Wanneer je bloedglucose echter te hoog is, kan je een hyper krijgen. Beide ontregelingen zijn relatief makkelijk zelf te behandelen.