Een urineweginfectie kan optreden wanneer bacteriën de blaas binnendringen via de urinebuis (ook wel de urethra genoemd). Over het algemeen worden deze bacteriën tijdens het urineren vanzelf weer uit de urinebuis verwijderd waardoor zij geen kwaad aan kunnen richten. Urine zelf heeft ook een bacteriedodende eigenschap. Er zijn echter anatomische afwijkingen en eigenschappen van de bacteriën die de kans op een urineweginfectie aanzienlijk vergroten.
Urineweginfecties komen bijvoorbeeld zeer veel voor bij jonge meisjes. In veel gevallen blijft de infectie dan beperkt tot de blaas en wordt het blaasontsteking (cystitis) genoemd. Het kind moet dan veel plassen en klaagt over pijn bij het plassen. Koorts, braken en andere ontstekingsverschijnselen kunnen optreden. Soms zijn er echter geen verdere ziekteverschijnselen.
Bij sommige mensen stijgt de infectie echter van de blaas via de urineleider (de ureter genoemd) naar de nieren. Hier kan dan vervolgens een ontsteking van de nier en het nierbekken optreden. Dit wordt een acute pyelonerfritis genoemd. Ziekenhuisopname is in dergelijke gevallen geen uitzondering.
Wanneer je een urineweginfectie vermoedt kan je een buisje urine naar de huisarts brengen welke het vervolgens onderzoekt op de aanwezigheid van bacteriën. Middels een kweek van de urine wordt de soort bacterie en de gevoeligheid voor diverse soorten antibiotica geanalyseerd. Deze test geeft echter enkel aan óf er sprake is van aanwezigheid van bacteriën, en niet of deze zich beperkt hebben tot de blaas of doorgedrongen zijn naar de nieren. De huisarts zal hierbij af moeten gaan op het verhaal en de klachten van de patiënt. De urineweginfectie wordt behandeld met een antibioticum.