Met de heup wordt het uitstekende gedeelte bedoeld dat zich op de plek bevindt waar het been met het lichaam verbonden is. De heup bestaat uit drie beenderen, welke in de puberteit aan elkaar groeien. Deze botten zijn het zitbeen (ook wel os ischium genoemd), het darmbeen (ook wel os ilium genoemd) en het schaambeen (ook wel os pubis genoemd). Gezamenlijk vormen deze drie botten het heupbeen en de heupkom. Dit heupbeen maakt weer deel uit van het bekken.
In de heup bevindt zich tevens het heupgewricht. Dit heupgewricht bevat ook kraakbeen wat aan slijtage onderhevig is gedurende het leven. Wanneer deze slijtage een zeer ernstig stadium bereikt kan men overwegen het gewrichtsoppervlak te vervangen door een prothese, welke ook wel kunstheup genoemd wordt. Dit wordt artroplastiek genoemd.
De meest voorkomende vorm van artroplastiek is het vervangen van het heupgewricht. Bij een heupartroplastiek wordt het bovenste deel van het bovenbeen (dit wordt femur genoemd) vervangen door een metalen bal die op een pin bevestigd is. De kom van de heup wordt vervangen door een polyethyleen prothese.
Een aangeboren heupdysplasie is het gevolg van een abnormale ontwikkeling van een of meer onderdelen van het heupgewricht. Bij deze aandoening is de heupkom nog te plat, waardoor het bovenste deel van het dijbeen (de heupkop genoemd) onvoldoende wordt vastgehouden door de heupkom. Een pasgeborene met een aangeboren heupdysplasie krijgt een zogenaamde spreidbroek aangemeten, waardoor de heupkop in de heupkom geplaatst wordt. Deze meeste heupdysplasieën kunnen op deze manier goed behandeld worden.