Het bloed dat aan de rechterzijde van het hart binnenstroomt is afkomstig van de weefsels en wordt aangevoerd via de aders. Deze rechterkamer pompt het zuurstofarme bloed door de pulmonaalklep de longen in, waar het bloed weer wordt voorzien van zuurstof en ontdaan wordt van koolzuur. Vervolgens komt het bloed in de linkerboezem en achtereenvolgens de linkerkamer terecht, waarna het de aorta ingepompt wordt. De aorta is de belangrijkste slagader welke het bloed verder verdeelt over de lichaamsweefsels.
Het samentrekken van de kamers van het hart wordt systole genoemd. Het verslappen van de kamers om het bloed binnen te laten stromen wordt diastole genoemd. Het samentrekken en verslappen van beide harthelften gebeurt op hetzelfde moment.
De snelheid waarmee het hart het bloed rondpompt is afhankelijk van de activiteit van het lichaam op dat moment. Wanneer de weefsels minder zuurstof nodig hebben pompt het hart ook langzamer. Wanneer men, zoals wanneer men in beweging is, meer zuurstof nodig heeft in de lichaamsweefsels, gaat het hart harder pompen om aan deze vraag te kunnen voldoen.
De gemiddelde hartslag van iemand in rust bedraagt circa 70 slagen per minuut. Bij elke slag wordt 60 tot 70 milliliter bloed de slagaders ingepompt. Sporters die in topconditie verkeren kunnen een hartslag van slechts 30 tot 40 slagen per minuut hebben. Mensen die weinig aan sport doen kunnen een hartslag van 80 hebben. De hartslag van vrouwen ligt gemiddeld iets hoger dan die van mannen.
Je kan je hartslag meten door op plaatsen waar de aders aan de oppervlakte van de huid liggen gedurende 15 seconden het aantal slagen te tellen en dit getal vervolgens met vier te vermenigvuldigen.