Hypertensie is een andere benaming voor een hoge bloeddruk. De normale bloeddruk van een mens bedraagt ongeveer 120/80 mm Hg. Dit betekent dat het hart een maximum druk (dit wordt de systolische druk genoemd) van 120 mm Hg uitoefent tijdens de pompfase van het hart. Wanneer het hart tussen twee slagen in rust is (dit wordt de diastolische druk genoemd) bedraagt de druk 80 mm Hg.
De bloeddruk wordt bepaald door twee factoren: de hoeveelheid bloed die het hart pompt en de doorsnede van de aders waardoor het hart het bloed pompt. Als vuistregel geldt dat hoe meer bloed het hart pompt en hoe kleiner de diameter van de aders waar het bloed doorheen gepompt wordt, hoe hoger de bloeddruk.
Er wordt gesproken van een hoge bloeddruk wanneer de druk op meerdere meetmomenten 160/95 mm Hg of hoger is. Bij 10% van de mensen wordt een bepaalde ziekte of aandoening gevonden die ten grondslag ligt aan de hoge bloeddruk. Bij de overige 90% wordt echter geen oorzaak gevonden. Dit noemt men essentiële hypertensie. Wanneer er wel een duidelijke oorzaak aan te wijzen is spreekt men van secundaire hypertensie.
Het hebben van een hoge bloeddruk kent diverse risico’s. Zo kunnen de bloedvaten, wanneer zij te lang blootstaan aan hoge druk, dikker worden. Dit wordt arteriosclerose genoemd. Het grootste risico betreft een hartziekte. De belangrijkste doodsoorzaak van mensen met een hoge bloeddruk is één of meerdere aandoeningen van de kransslagaders. Door de hoge druk kan er ook een bloedvat knappen, wanneer dit in de hersenen gebeurt wordt dit een beroerte genoemd. Tot slot kan men een nierziekte ontwikkelen.