Een ader, ook wel vene genoemd, is een soort bloedvat welke ervoor zorgt dat de terugvoer van het bloed naar het hart goed verloopt. Het bloed stroomt in een gewone ader langzamer dan in een slagader. Aders staan onder vrij lage druk. De wanden van de gewone aders zijn ook minder dik dan die van slagaders vanwege deze lagere druk. Aders liggen dikwijls aan de oppervlakte van het lichaam en zijn van buitenaf zichtbaar, slagaders liggen vaak dieper in het lichaam en zijn vaak niet te zijn aan de buitenkant.
Een groot aantal aders heeft zogenaamde terugslagkleppen, welke ervoor zorgen dat het bloed de juiste kant opstroomt. Aders bevatten in principe zuurstof arm bloed, met uitzondering van de longader. De longader, ook wel venae pulmonalis genoemd, leidt het bloed terug van de longen naar het hart.
Een speciaal type ader is de zogenaamde poortader, ook wel vena portae genoemd. Deze poortader vervoert het bloed van de darmen naar de lever. Alle andere vormen aders brengen het bloed rechtstreeks naar het hart. Het bloed dat uit de poortader komt vanuit de darmen gaat eerst langs de lever, zodat het bloed gezuiverd kan worden door de lever. Vervolgens stroomt het bloed de onderste holle ader in, deze ader wordt ook wel de vena cava inferior genoemd. De onderste en de bovenste holle ader zijn de grootste aders die ons lichaam bezit.
Sommige mensen hebben last van spataders. Spataders zijn verwijde aders die het meest in de benen voorkomen. De wand van een spatader is verzwakt, en de kleppen in de aders sluiten de ader daarom niet meer goed af. Hierdoor kan het bloed naar beneden terug stromen. Spataders hebben een vaak kronkelende vorm en zijn soms blauwgekleurd.