De dikke van Dale beschrijft opgroeien als het al groeiend groot worden. Deze definitie is enigszins beperkt, daar deze zich enkel op het lichamelijke aspect van opgroeien richt. Opgroeien kent vele andere aspecten, waaronder ook het geestelijk opgroeien.
Een pasgeborene weegt ongeveer tussen de 2500 en 5000 gram, en heeft een gemiddelde lengte die tussen de 45 en 66 centimeter ligt. De bottenstructuur en samenstelling van de pasgeborene is niet vergelijkbaar met de bottenstructuur en samenstelling die een volwassene kent. Een baby wordt geboren met meer botten dan een volwassene, die vergemakkelijkt onder andere de geboorte.
Een pasgeborene kent nog geen taal, kan nog niet met taal communiceren. Rond het eerste levensjaar zeggen de meeste kinderen hun eerste woordje. De woordenschat en kennis van grammatica en andere belangrijke onderdelen van taal worden door de omgeving aan het kind overgebracht.
De zintuigen zijn bij een pasgeborene nog niet volledig ontwikkeld. Pasgeborenen kunnen al horen en zien, maar de zintuigen worden tijdens het opgroeien verder ontwikkeld en verfijnd.
Tijdens het opgroeien heeft het kind verschillende soorten voeding nodig, die verschillen met de voeding die volwassenen nodig hebben. Kinderen hebben bijvoorbeeld behoefte aan extra vitamines en mineralen omdat hun lichaam zich nog aan het vormen is.
Tijdens opgroeien kan men tegen diverse problemen aanlopen, bijvoorbeeld groeistoornissen.